Longembolie

De belangrijkste complicatie van een veneuze trombose is het ontwikkelen van een longembolie. Wanneer een trombus of bloedklonter in een ader van een lidmaat of in de buik loskomt en met het bloed mee stroomt richting het hart, dan komt die vervolgens via het hart in de longen terecht. 

Omdat in de longen de bloedvaten opsplitsen in steeds kleinere vertakkingen, zal op een bepaald moment een longslagader verstopt geraken. Het gevolg daarvan is dat een stuk(je) longweefsel van de circulatie wordt afgesloten en afsterft. Zo kan, afhankelijk van de grootte van dit stuk long, de totale longcapaciteit verminderen. Dit betekent dat het moeilijker wordt om voldoende zuurstof op te nemen via de longen.

Figuur links: trombose in een ader van het been, stolsels kunnen met de bloedstroom meegevoerd worden.

Figuur rechts: een bloedklonter wordt via de grote aders naar het hart gepompt, van daar gaan die naar de longen. Als er een longslagader afgesloten wordt door die bloedklonter komt er een stuk longweefsel zonder bloedaanvoer te zitten. Hier spreekt men dan van een longembool.

Bij een longembolie krijgt de patiënt acuut pijn in de borstkas, gecombineerd met kortademigheid. Soms gaat dit gepaard met bloedfluimen

Kleinere longembolieën kunnen asymptotisch zijn. Dan wordt de patiënt niets gewaar. Maar grotere longembolen kunnen dodelijk zijn.

Longembolieën zijn een bekende oorzaak van plots overlijden. Jaarlijks zouden er tot 13.200  patiënten hieraan overlijden in België. Dit betreft 12% van alle overlijdens.
Bij ongeveer 70% is dit gerelateerd aan een recente ziekenhuisopname, in het bijzonder een ingreep. Vandaar het nut om preventief bloedverdunners te nemen (meestal onder vorm van spuitjes).

Figuur: beeld van CT-scan met longembool.

Het op heden beste onderzoek om longembolieën te diagnosticeren, is gebruik maken van een CT-scan met contrast.

Figuur: beeld van CT-scan met longembool (grote pijl).